YPELAAR

Ypelaar(Abraham), zoon van Jacobus Ypelaar, schipper of kapitein der O.I. Compagnie en Alida van Rijschoten, werd den 3den Mei 1736 te Amsterdam geboren. Hij werd opgeleid tot diamantslijper, welk beroep hij eenigen tijd als meester heeft uitgeoefend, tevens in diamanten handel drijvende. Reeds voor zijn zestiende jaar begon hij lust te krijgen tot het nasporen en beoefenen van de natuurlijke historie der insecten en de werken van Leeuwenhoek, Swammerdam en anderen te lezen. De voorwerpen door hen beschreven of afgebeeld waren voor hem zoo vele sporen tot verder onderzoek, en die zelve te beschouwen.

Hij kwam destijds in kennis met de Mol en van der Hagen, die zich niet zonder lof met het vervaardigen van microscopische voorwerpen bezighielden, en de lust ontwaakte ook bij hem hierin zijne krachten te beproeven, daar hij zulks het beste middel oordeelde, om aan zijn zucht tot onderzoek der voor het oog verborgene wonderen te kunnen voldoen. Geholpen door zijne verworvene bekwaamheden, als diamantzetter, in het behandelen en bewerken van kleine voorwerpen, bragt hij het in dit vak tot zulk eene hoogte, dat men de door hem vervaardigde voorwerpen boven die der gemelde personen stelde; tevens slaagde hij allergelukkigst in het anatomiseren van kleine insecten en stelde daardoor vele verborgenheden voor het gewapend oog zigtbaar, waaraan niemand zijner voorgangers scheen gedacht te hebben, ten minste nimmer door hen werd ten uitvoer gebracht.

De voor vele ingezetenen van ons vaderland verderfelijke oorlog met Engeland in 1780 had hem, die destijds het diamantzetten verwisseld had met den handel ter zee, zulke zware verliezen doen lijden, dat hij zich genoodzaakt zag, door zijn kunstarbeid, een middel van bestaan te zoeken. Hij arbeidde te zamen met Martinus Sas*), wiens vrij aanzienlijk vermogen door hem in Ypelaars’ handel belegd, ook geheel verloren was. Hun arbeid kreeg van toen af een fabrijkmatige strekking; hetgeen tot hiertoe stukswijze was behandeld, werd nu meer systematisch tot klassen en soorten gebragt. De drie rijken der natuur werden nu voorwerpen hunner nasporing en bewerking.

Meer dan 20 groote kabinetten werden door hen aan vermogende liefhebbers afgeleverd, ieder eenige honderden voorwerpen (de allergrootste tot 1800 stuks toe) inhoudende, als ‘kleine insekten, de uit- en inwendige deelen van eenige derzelven, vischschubben, houtsneden, praeparaten van heesters, planten, bloemen, zaden, vliezen, pluizen en kiemen, plantdieren, zeeplanten, koraalgewassen, schelpen, geheele en doorgesnedene horentjes, steenzwammen, zanden, delfstoffen, als goud, zilver, koper, ijzer, tin- en loodertsen, halve metalen, dropsteenen, versteeningen enz.’, alles op de keurigste wijze geschikt en ingerigt, om door het microscoop, hetzij als ondoorzigtbare of doorzigtbare voorwerpen beschouwd te worden. Eene groote menigte kleine kabinetjes en laadjes zijn, behalve groote kabinetten, door hun aan liefhebbers en geleerden, ook buiten ‘s lands afgeleverd.

Zij zonden eenige proeven van hunnen arbeid naar de openbare tentoonstelling van kunsten en handwerken, op last van ‘t gouvernement, in 1806 te Utrecht geopend. Hunne microscopische voorwerpen trokken aller aandacht. Vooral deed zulks een laadje met 36 voorwerpen, waarvan de meeste met het ongewapend oog niet konden gezien worden, en de glaasjes zich aan hetzelve als ledig vertoonden, die b.v. de teeldeelen van en bloedvaten van vlieg, mug, luis, vloo bevatten, alsook de oogvliezen der kleinste insecten, waarin het getal der facetjes bewees, dat de meeste insecten meer dan 3000 oogen hebben (dit laadje moest fl. 108 gelden).

Vooral werden deze voorwerpen door den hoogleeraar Rossijn bewondert en de Minister van Binnenlandsche Zaken schonk aande vervaardigers een zilveren medaille, en kort daarna ontvingen zij last een kabinetje van microscopische voorwerpen te vervaardigen. Vreemden kwamen zoo uit Duitschland als uit Frankrijk hun atelier bezoeken, en werd hunnen naam meer en meer beroemd. Beide kunstenaars overleden na een ziekte van weinige dagen, Ypelaar den 6den December en Sas 24 uren daarna den 7den December 1811. Of Ypelaar nagelatene beschrijving der natuurlijke historie van de menschenluis, de vloo, de gaasvlieg en de walvischluis met de afbeeldingen van G. Jongelius zijn uitgegeven, is ons onbekend.

Uit: A.J. van der Aa, Biographisch woordenboek der Nederlanden, bevattende levensbeschrijvingen van zoodanige personen, die zich op eenigerlei wijze in ons vaderland hebben vermaard gemaakt; voortgezet door K.J.R. van Harderwijk en G.D.J. Schotel, Haarlem 1852-1878.

Beschrijving getoonde objecten

Op deze pagina ziet u twee zeer zeldzame microscoop preparaten kastjes door Abraham Ypelaar [ 1736-1811] en vervolgens twee “Culpepper” microscopen; “In de 18de eeuw werd de microscopie het geliefde tijdverdrijf van de gegoede burger. Uren kon hij turen. Abraham Ypelaar zag een gat in de markt en leverde microscopische preparaten in ladenkastjes van allerlei grootte. Goedkoop waren ze niet.”

[tekst: Boerhaave Museum, Leiden]